Direct naar artikelinhoud
Opera

De opera ‘Mahagonny’ is zo sterk dat je je afvraagt: waarom is dit geen standaardrepertoire? ★★★★☆

Vermaard toneelregisseur Ivo van Hove regisseert de opera Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny bij De Nationale Opera. Theaterrecensent Herien Wensink én klassiekemuziekexpert Merlijn Kerkhof gingen kijken.

en
Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny door De Nationale Opera.Beeld Clärchen & Matthias Baus

Wat we zien

Het is de boevenvariant van Burning Man, de stad Mahagonny – een vrijplaats in de woestijn waar alles kan en mag. Maar waar de vrijbuitende festivalgangers deze week veilig konden ontsnappen aan hun in modder verzonken utopie, loopt het in Mahagonny minder goed af. Want Bertolt Brechts maatschappijsatire Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny (1930) is een inktzwarte parabel over de mens, en hoe geldzucht en andere driften uiteindelijk elk ideaal perverteren.

Mooi toeval, die actuele weerklank in de seizoensopening van De Nationale Opera – al kent deze productie in regie van Ivo van Hove, die in 2019 in Aix-en Provence in première ging, ook echo’s van gele hesjes en boerenopstand, en van ‘autonome’ burgers die denken zonder regels en rechtspraak te kunnen. Wat dan rest, laten Brecht en Van Hove zien, is anarchie en zelfdestructie.

In Mahagonny volgen we een stel dolende Amerikaanse paria’s die besluiten een fonkelnieuwe stad te stichten; een plek waar vrijheid en plezier centraal staan. Hun stad trekt razendsnel nieuwe inwoners, veelal arme seizoensarbeiders en sekswerkers op zoek naar een beter bestaan. Maar als het kersverse lustoord ternauwernood aan een natuurramp ontsnapt (ook al Burning Man!), verdampt het laatste beetje beschaving en nemen de lage lusten het over, met geweldserupties en dood tot gevolg.

Van Hove en zijn artistiek partner Jan Versweyveld (licht en scenografie) houden de enscenering opzettelijk sober. Eerst is er niets, een leeg toneel; de woestijn in het libretto van Brecht. Dan worden attributen het toneel op gerold, camera’s en kabels aangerukt, filmschermen opgesteld. Zo ontstaat voor onze ogen de nieuwe stad. In het tweede bedrijf worden livescènes vernuftig aangevuld met filmbeelden: een bevreemdende combinatie van nep en echt. Zo komt de een na de andere ruige stadsbewoner langs bij een lijdzame prostituee – een op alle denkbare manieren ongemakkelijke en pijnlijke scène.

Livevideo is een handelsmerk van dit duo, en lang niet altijd even effectief, maar hier zeer passend: niet alleen draagt het bij aan de voorgeschreven brechtiaanse vervreemding, ook benadrukt de techniek de kunstmatigheid en valse beloften van de nieuwe stad. En dan is er nog de associatie met sociale media en de nadruk aldaar op het plaatje, de pose, het spel – hol, ijdel en decadent.

Aankleding en kostumering zijn naturel, met als opvallendste attribuut een partytent met kermislichtjes - een toren jerrycans met drank onder het doek. De sekswerkers zijn clichématig gehuld in negligé, maar hun glanzende kleurenweelde contrasteert wel fraai met de grauwe kringloopkostuums van de mannen.

Sowieso zijn hier sterke rollen toebedeeld aan vrouwen, mede dankzij Brecht, met als stichter van de stad de weduwe Begbick – Evelyn Herlitzius als messcherpe hoerenmadam met goeie boevenkop, en natuurlijk Jenny Hill, de enigmatische prostituee met een berekenende én gevoelige kant. Over de gehele linie loont Van Hoves strakke spelregie, maar Lauren Michelle is als Jenny met afstand de beste acteur: in close-ups van haar expressieve gezicht strijden tederheid en overlevingsdrift overtuigend om de voorrang.

Michelle heeft ook het mooiste lied, het beroemde Alabama Song, waarin het streven naar geld en genot nog gepaard gaat met een oprecht sprankje hoop, voor even. HW

Wat we horen

Dé grote vraag was: in hoeverre zou deze Mahagonny klinken als een ‘echte’ opera? Want Kurt Weills muzikale nalatenschap leeft vooral daarbuiten voort.

Toen Weill (1900-1950) voor de nazi’s uit Duitsland vluchtte en naar het land trok waar hij met Brecht zo over had gefantaseerd, werd hij omarmd door Broadway in plaats van door de Metropolitan Opera. Net als George Gershwin liet Weill zich inspireren door de Amerikaanse populaire muziek van zijn tijd. Aria’s uit Gershwins opera Porgy and Bess werden vervolgens jazzstandards. Uit Weills catalogus werd weer flink geput in de popmuziek. Zo namen The Doors Alabama Song uit Mahagonny op voor hun debuutalbum, een inmiddels klassieke popplaat.

Wie aan Weill denkt, hoort waarschijnlijk de stem van zijn partner Lotte Lenya, die het met haar rasperige stemgeluid en met minimale toon vooral van haar voordracht moest hebben en school maakte. Hoe ga je als zanger om met dat referentiekader?

Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny is een aanklacht tegen de decadentie, en ook het decadente operagenre zelf wordt op de hak genomen. Maar Mahagonny is er wel echt een, en in deze Amsterdamse versie wordt Weill als het ware voor de opera terugveroverd. Zeker, Evelyn Herlitzius (als Leokadja Begbick, medestichter van de stad) en Nikolai Schukoff (Jim Mahoney) zijn retorisch begaafde zangers, in staat tot vocaal acteren. Maar zeker bij Schukoff winnen uiteindelijk de klank en de lyriek. Mooi hoe Begbick na pompeuze akkoorden nog even de kans krijgt haar dramatische sopraan te laten bulderen.

Het Nederlands Philharmonisch ontwikkelde zich onder chefs Hartmut Haenchen en Marc Albrecht tot een geweldig Wagner-orkest. Weills idioom staat daar mijlenver vandaan: zijn muziek vereist optimale ritmische alertheid. Onder leiding van Markus Stenz, specialist in eigentijdse muziek en voormalig chef-dirigent van het Radio Filharmonisch, komt het orkest heel ver. Het speelt puntiger, maar Stenz laat het orkest op de juiste momenten zichzelf zijn, met heerlijk opflakkerende houtblazers. Op geen moment zit het orkest de zangers in de weg.

De meeste indruk maakt de Amerikaanse DNO-debutant Lauren Michelle, die vocaal net zo charismatisch is als ze overkomt op het toneel. Rijk stemgeluid, sublieme timing en dynamiek: hopelijk komt ze nog vaak terug.

Dat geldt ook voor deze opera. Er zitten zulke sterke momenten in dat je je afvraagt: waarom behoort dit stuk niet tot het standaardrepertoire van de 20ste eeuw? Dat duet tegen het eind van Jim Mahoney en Jenny Hill, waarin Weill het orkest uitdunt tot Bach-proporties, maar waarin hij met prachtige kleuren steeds dat harmonisch wankele opzoekt: steengoed. MK

Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny

Opera

Muziek Kurt Weill, libretto: Bertolt Brecht

Regie Ivo van Hove

Muziek ★★★★☆
Regie ★★★★☆

Door De Nationale Opera, met Lauren Michelle, Nikolai Schukoff, Evelyn Herlitzius e.a.

6/9, Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. Nog zeven keer te zien t/m 27/9.

Aufstieg und Fall der Stadt MahagonnyBeeld Clärchen & Matthias Baus