dinsdag 20 december 2016

Robert Lepage met L'Amour de loin in New York (*****)

Susanna Phillips als Clémence
© Ken Howard
GLÜCK, DAS MIR VERBLIEB, RÜCK ZU MIR, MEIN TREUES LIEB

Make no mistake : de in 2000 door Gerard Mortier in Salzburg gecreëerde opera "L'Amour de loin", die intussen reeds 10 producties op haar palmares heeft staan, behoort zondermeer tot de canon van de 21e eeuw. Kaija Saariaho's kleurrijke partituur, die boven alles teruggrijpt naar de mystieke klankwereld van Olivier Messiaen, grijpt de aandacht vanaf de eerste maat. Ze zal die ook niet meer lossen, ook al is er nauwelijks dramatische actie en lijkt de componiste zich op het eerste zicht te herhalen. Het orkest schemert en glinstert, clusters van houtblazers houden de luisteraar bij de les, zware kopers rivaliseren met electronica voor de heerschappij in de orkestbak en rollen een tapijt uit als een lage dreun. En toch laat de componiste de harp een hoofdrol spelen. Ook de koorpartijen met hun fluisterende tussenkomsten en rationele commentaren weten te boeien, zoals in een antieke tragedie, het meest nog wanneer koor en orkest in mekaar lijken over te gaan. Heel fascinerend allemaal en vooral heel zinnelijk. Dat laatste is de levensverzekering van het werk die het in het repertoire zal houden.

28.000 Led-lampjes heeft Robert Lepage ingezet om een zee van licht te creëren. Als de snaren van een piano zijn ze van links naar rechts over het toneel gespannen en het hypnotiserend samenspel dat daardoor ontstaat met de partituur is grandioos. Golven van kleur en licht worden er doorheen gejaagd die tijdens de overweldigende prelude tot het vierde bedrijf het indrukwekkendste resultaat opleveren. Het is de zee waar de partituur voortdurend over spreekt en hier dus een even sterke visuele tegenhanger krijgt in de scenografie. Wat Lepage niet lukte voor de Ring, lukt hem hier moeiteloos al is dat net zo goed op het conto te schrijven van scenograaf Michael Curry, overigens niet dezelfde als voor de Ring.
Op die geconstrueerde baren schuift de kano van de pelgrim tussen Oost en West. Langs het hoogriet, langs de laagwei. In die zee van licht kan ook het koor postvatten en zichzelf weer bliksemsnel opheffen. De "ferne Geliebten", de troubadour Jaufré Rudel en prinses Clémence van Tripoli, zingen hun voorzichtige hartstocht uit op een mobiele ladderconstructie. Hun onbereikbare utopische ideaal van de liefde, is dezelfde kwaal als die waar ook Tristan en Isolde aan gestorven zijn. Wanneer Clémence in de slotmaten, naast het lijk van Jauffré, haar liefde voortaan aan God zal schenken, is zij Isolde's Liebestod zeer nabij.

De weinig charismatische Eric Owens leent zijn aardse basbariton aan Jaufré en geeft de partij meer diepte dan Dwayne Croft en Gerald Finley die de partij creëerden. Hij zingt met nuance, kracht en kwetsbaarheid maar vergeet dat de prosodie van de Franse taal ook medeklinkers bevat. Dat laatste geldt ook maar in iets mindere mate voor Susanna Phillips als Clémence. Laten we zeggen dat de problematische dictie van de beide protagonisten het enige feil is dat we in deze productie kunnen detecteren. De partij van Clémence daalt zelden af naar het borstregister en Philips kan zich met haar gave sopraan volledig overgeven aan het hogere register waar haar stem zich als een vis in het water voelt. Ze doet dit met een geweldige projectie, voor zover een satelliettransmissie daar een correct beeld van kan geven. Haar terechtwijzing van God was doorleefd en ontroerend. Daarin werd ze geholpen door haar meisjesachtige looks.

Tamara Mumford neemt volledig bezit van de rol van de pelgrim in al zijn aspecten en verleent het androgyne personage alle zinnelijkheid die een zangeres/actrice als mezzosopraan maar kan leveren op een podium. Deels dient ze haar partij te zingen, deels in quasi-parlando stijl te declameren. In de liederen van Jaufré, door Saariaho geïnjecteerd met middeleeuwse klanken, is ze grandioos. Over de hele lijn was dit een fantastische prestatie.

Met dirigente Susanna Mälkki stonden hier twee Finse dames op het ereschavot. Haar no-nonsense aanpak resulteerde in een extreme dynamiek die tegen de pijngrens durfde aan te schurken. Deze voorstelling had ik graag eens in het theater meegemaakt. Rest nog deze vaststelling : hoe de Met een werk van de 21e eeuw onder de aandacht brengt in 70 landen over de hele wereld, het valt niet te onderschatten! Hoe zou Gerard Mortier, met al zijn kleingeestig inhakken op het cinemaproject van de Met, hierover hebben gedacht ?

Geen opmerkingen: